Er zweefden eens twee spinnen
aan draadjes heen en weer.
De ene zei: wat wens je mij?
De ander: wat? Nog meer erbij?
Je kunt toch kijken, voelen, ruiken
Je hebt toch de richels, de bomen, de struiken.
Je hebt toch vier poten aan elke zij?
Wat ik je wens? Dat vraag je mij?
Ach beestje, wees tevree,
je hebt al zoveel, wees tevree.
...... koevje
In de pan zien ze er toch beter uit.
Lekker sissen en dan nog een klontje boter.
We hebben er een hele mooie buit.
Als we die ene pakken, die is wat groter.